
Myrte Leffring
Wulk – Vallen & Opstaan
Een tweeluik in proza en poëzie
Unieke uitvoering: twee paperbacks samengevoegd in één stevig kartonnen stofomslag
Ontwerp: Karelse & den Besten
ISBN 978 90 832 27643 4 | NUR 301/306 | 208/88 pp | 13,5 x 21 cm
Prijs € 26,90 (verschijnt in oktober)
Dit tweeluik is een uniek, niet eerder vertoond genre-experiment dat breed kan worden ingezet: als lesmateriaal op middelbare scholen, als gespreksonderwerp voor leesclubs, als uitgangspunt voor een literaire workshop in boekhandel of bibliotheek.
De roman Wulk – ondertitel Vallen – gaat over de koele advocaat Lea Noorderveen, die haar zaakjes goed voor elkaar lijkt te hebben. Een
mooi kantoor in Noord-Holland, een ruim appartement, een drukke baan. Ze lijkt de breuk met haar jongere zus Kim te hebben verwerkt.
Maar dan krijgt ze een bericht van Kim dat haar terugvoert naar die zomervakantie waarin hun moeder verdween, twintig jaar geleden
in Normandië. Langzaam wordt duidelijk waarom de zussen elkaar al die jaren niet hebben gezien en welke rol hun vader, die destijds
het gezin verliet, daarbij heeft gespeeld. Herinneringen en gevoelens die Lea langdurig heeft weten te verdringen, komen onstuitbaar naar
boven. Over die verzwegen wereld gaat de poëziebundel Wulk, met de ondertitel Opstaan:
Zo lang al dat ik je niet zie
niet spreek, terwijl ik weet
wat er tussen ons
dat we ooit weer
‘Myrte Leffring plaatst poëzie tegenover proza en toont zo de kracht van zwijgen naast die van zeggen.
Een geheel dat je bijblijft’
– Eva Gerlach
‘Een roman en een dichtbundel die bij elkaar horen: een nieuw concept. Voor mij als docent
is het fijn om eindelijk eens poëzie te kunnen behandelen die haar context krijgt in de vorm
van een prachtige roman – en andersom. Zin om meteen mee aan de slag te gaan!’
– Anne Twijnstra, docent Nederlands aan het Jordan Montessori Lyceum in Zeist

Myrte Leffring (1973) publiceerde de veelgeprezen dichtbundels Om je
schouders hang ik de nachten en De tere bloemen van het verstand. Met de
romanversie van Wulk maakt ze haar debuut als prozaschrijver. Leffring
heeft veel ervaring met het geven van schrijfworkshops, niet alleen
voor culturele instellingen maar ook in het primair en secundair
onderwijs. Ze is hoofdredacteur van Awater, presenteert het literaire
podium Awater Live, was redacteur bij BoekieBoekie en programmeur
bij festivals als Wonderfeel en Woordnacht.
wolkenvankrijt.nl
foto: Rosa van Ederen

Fragment uit de roman
het licht was zacht
leek van vloeipapier
2016 – dinsdag 4 oktober
Je was zo stil geweest, die zomer. Alsof je iets voorvoelde. Je was wel vaker stil, je dacht veel na. Over hoe het zou zijn als de wolken niet wit, maar zwart zouden zijn. Dat het binnen in je lichaam donker is. Of hoe je een tamme rat gebarentaal zou kunnen leren. Maar je was niet stil op die manier. Je was gespannen. Ik ook, ik stond stijf van de stress. Mam liep de hele tijd te schelden, vanaf het moment dat we waren aangekomen. Niks was goed. Het gasfornuis deugde niet, overal lagen muizenkeutels, de zon kwam in Frankrijk te vroeg op en ze hield niet van stokbrood. Ze ging maar door en we waren er pas net. Moe van een nacht in de trein en de bus, moe van het sjouwen met onze tassen en die van haar en ze bleef maar zeiken. Ik kon er niet tegen, maar iets ertegen inbrengen durfde ik niet. Voor ik het wist had ik een draai om mijn oren te pakken waar ik nog uren van suizebolde. Ik hield me gedeisd. En jij… Hoe moet ik het zeggen? Het leek alsof jij er niet helemaal bij was. Alsof je een cocon had gesponnen waar je je langzaam maar zeker in had gewikkeld. Tegelijk leek je scherp te zien wat er daarbuiten gebeurde. We liepen allebei op onze tenen om onze moeder niet boos te maken. We werden er goed in, in onzichtbaar zijn. We vervingen de gasfles, we ruimden de muizenpoep op, maakten koffie. En we wisten waar we haar mee konden lijmen: we draaiden cd’s met Franse chansons voor haar. Jacques Brel, Yves Montand, Gilbert Bécaud. Van Edith Piaf moest ze niets hebben. Net een straatkat, zei ze. Van chansons raakte ze in een melancholieke en minder boosaardige stemming, ook al had ze gezopen. De koffie liet ze staan. Wat ook hielp: ze hield ervan om ons haar te doen. Jouw haar. Elke dag bedacht ze iets anders: eerst eindeloos borstelen en kammen. Ze neuriede ne me kiete pa. En dan vlocht ze je haar in, bond het tot een losse wrong of maakte twee springerige staarten opzij van je hoofd. Of een vissengraatvlecht. Ze kon er wel een uur mee bezig zijn. En jij liet haar begaan. Weer een uur gewonnen waarin ze mij niet sloeg. Ik dacht daar opeens weer aan, toen ik daar in het halfdonker stond en me afvroeg wat er van je was geworden. Je was altijd zo’n engelachtig meisje. Een stoere engel. Bink, noemde ik je in die tijd, een beetje plagerig. Want ondanks je vlechtjes en je poppenogen was je stoer. Zoet, maar taai. Als trekdrop. Rekbaar als het moest. Maar als er te veel aan je werd getrokken, knapte er iets.

Gedicht uit de bundel
het licht was zacht
leek van vloeipapier
je was zo stil
die zomer
jong donderglas
wat als de wolken niet wit
maar zwart?
hoe leer je een tamme rat
gebarentaal?
stil was je, een stoere
engel zo taai
als trekdrop
ik weet nu
dat ook engelen
kunnen knappen
‘Wat is het mooi, deze tere helderheid, deze zoekende spanning. Een zacht avontuur.’
– Thomas Verbogt
‘In dit bijzondere en minutieus gecomponeerde tweeluik weet Myrte Leffring een wereld op te
roepen waarin heden en verleden een beurtzang met elkaar aangaan.’
– Hester Knibbe